Brexit: meer Europese integratie betekent nog geen superstaa

Niet alleen de Brexit, ook het sentiment in veel andere landen toont aan dat het hart van menig Europeaan bij de natiestaat ligt. Toch zegt het hoofd: om te overleven moeten we nog meer vervlochten raken. Hoe gaan we om met deze spagaat?

Hebben we nog een Europees verhaal of wijst de Brexit erop dat de versplintering van de EU is ingezet? Geert Mak is somber en hoopvol tegelijk. Somber is hij als hij kijkt naar de huidige Europese politici. Deze zijn à la Guy Verhofstadt los gezongen van de burgers en bepleiten rücksichtslos een volledige Europese integratie. Of ze houden à la Boris Johnson - maar ergens ook Mark Rutte - de burgers fabels voor. Hoopvol is Mak als hij kijkt naar het toenemende besef onder jongeren, media en bedrijfsleven dat in Europa onze toekomst ligt. ‘De steun voor de Europese Unie is gedaald. Maar opvallend is dat het vertrouwen in politici nog lager is. Wat nu gebeurt, is niet alleen een Europees probleem. Je ziet het ook in de VS met de opkomst van Donald Trump.’

 

Toch is het in Europa ergens misgegaan met het gemeenschapsgevoel. Zijn we uiteindelijk niet te verschillend om in één unie politiek samen te leven?

‘Europa is lang bevangen geweest door een triomfantalisme dat we altijd vooruit moesten. Daarbij speelde de filosofie van de oprichter van de Europese gemeenschap, Jean Monnet, een belangrijke rol: schep eerst de feiten, dan komen de overtuigingen vanzelf. Wat betreft de uitbreiding met tien landen in 2004 heeft dat gewerkt. We maakten ons destijds veel zorgen om Polen en de Baltische staten, maar die hebben het in economisch opzicht goed gedaan. Wel zijn er zijn er grote verschillen tussen Oost- en West-Europa in democratisch en bestuurlijk opzicht. In het oosten kijkt men wantrouwender naar de staat dan in het westen en is de democratische gezindheid  broos. Zie landen als Polen en Hongarije, waar de meerderheid weinig rekening met minderheden houdt.

Veel minder heeft Monnets filosofie gewerkt ten aanzien van de euro. Die bleek de gifpil van Europa, omdat de Noord-Europese landen heel anders met hun centen en begroting omgaan dan de Zuid-Europese. In het noorden vinden we dat eerst alles op orde moet zijn voordat we geld uitgeven. In het zuiden zeggen ze: ja, maar we moeten ook leven. Omdat noordelijke landen de zuidelijke landen opgelegd hebben in tijden van regressie verder te bezuinigen - wat elke econoom afraadt, daarvoor hoef je echt niet links te zijn - is er veel schade aan de Zuid-Europese landen toegebracht.’

 

Toch is dit voor Groot-Brittannië niet de reden om eruit te stappen. Ze hebben niet eens de euro.

‘In Groot-Brittannië hebben twee specifieke factoren tot de Brexit geleid. Sinds Hendrik VIII zich in de zestiende eeuw van de katholieke kerk afscheidde, heeft Engeland een diepgeworteld eilandgevoel. Daar kwam de trots bij dat het land als enige in de Tweede Wereldoorlog weerstand tegen de Duitsers kon bieden. Daarbij vergeet men wel dat het er volstrekt bankroet uitkwam en als eerste steun van het IMF nodig had. De tweede factor is dat Engeland nog steeds een groot klassenverschil tussen arm en rijk kent. De armen denken dat Europa hen zo arm heeft gemaakt en verlangen naar een land dat in werkelijkheid niet bestaan heeft. De rijken hebben nooit echt voor de armen gezorgd. De rijken hebben een nostalgisch verlangen naar de tijd van het Britse imperium, maar dat hoort bij de negentiende eeuw. Het is het adellijke landhuis dat zichzelf niet meer kan bedruipen maar nog van de glorietijd droomt.’

 

Zijn de onderlinge verschillen op het Europese continent zo groot dat meer landen Groot-Brittannië zullen volgen?

‘Dat denk ik niet. Ik vraag me sowieso af of het tot een Brexit komt als de gevolgen daadwerkelijk zichtbaar worden. De Brexiteers hebben fijn belletje geleld, maar wellicht dat een nieuw gekozen parlement alles overziende zegt: dit kunnen we ons land niet aandoen.

Natuurlijk staan de lidstaten op het continent op hun eigen manier in de EU. Voor Frankrijk is Europa altijd een middel geweest om de eigen positie te versterken. Voor Duitsland is het Europese project juist een inbedding geweest om de eigen macht te beteugelen. Ook Polen en de Baltische staten staan op hun eigen manier in Europa. Als de brexit doorzet zal Polen zich meer op de eigen natie concentreren, omdat het de EU mét Engeland zag als bescherming tegen het Russische avontuur. En ook de Nederlands positie is bijzonder. Het kan zelfs zijn dat de VS ons land straks meer gaat gebruiken als bruggenhoofd in de EU, als Groot-Brittannië die rol niet meer vervult.’

 

Maar ondanks al deze verschillen ziet u geen verdere ontmanteling van de EU?

‘We hebben elkaar te veel nodig en zijn inmiddels helemaal vervlochten. Het is misschien goed bepaalde bevoegdheden terug te geven, maar we ontkomen er niet aan ten aanzien van klimaat, energie, vluchtelingenproblematiek, de financiële sector en defensie een federatie aan te gaan. Dat kan gebeuren in een Europa met wisselende snelheden. Het is totale onzin te denken dat we met een federatie een soort superstaat creëren. Er zijn tal van federaties zoals de VS, Canada, Duitsland en Indonesië waarin de inwoners zich emotioneel meer verbonden voelen met de staat dan met de federatie. Een boer in Texas is Texaan maar kan wel op Obama als president van het geheel stemmen. Zoiets moet in Europa ook gebeuren, omdat een federatie de verhoudingen helder maakt. Nu is Europa een diffuse constructie en kunnen burgers alleen via het paardenmiddel van een referendum aan de noodrem trekken. Dat doen ze ook omdat ze via de gewone democratie te weinig invloed kunnen uitoefenen. Ik zou graag zien dat we in Nederland iemand als Jean-Claude Juncker en zelfs Angela Merkel kunnen wegstemmen of belonen. We moeten Europeser denken en niet zo armzalig als Mark Rutte, die deze week in Brussel stelde dat op plaats één, twee en drie het Nederlandse belang staat. Beseft hij dan niet dat het Europees belang ook in het belang van Nederland is?’

 

Deze federatieve kenmerken worden ook door politici als Verhofstadt bepleit. Hoe komt het dat hij met zijn pleidooi toch ver van de burgers afstaat?

‘In het democratische debat moeten politici aandacht vragen voor de ruimte die mensen nodig hebben om zich te ontplooien, bijvoorbeeld via de EU, en voor een zeker thuisgevoel, dat de natiestaat geeft. Politici als Verhofstadt hebben voldoende oog voor het eerste, maar veronachtzamen het thuisgevoel waaraan burgers behoefte hebben. De balans is zoek. In Europa hebben we heel lang die ruimte benadrukt: de EU werd verdiept en uitgebreid. Daarna kwam de roep om thuis en daar zitten we nu midden in. Zo sterk dat we wat mij betreft nu de ruimte weer moeten benadrukken. We zijn veel Europeser dan we vaak denken.’

 

Toch ontbreekt juist dát gezamenlijke Europese verhaal, waarin ook recht gedaan wordt aan de eigenheid van de lidstaten.

‘Bij politici is dat inderdaad het geval. Die kiezen voor het een of voor het ander, of voor een grijs midden. Maar in het onderwijs, bij media en onder jongeren is dat verhaal wel degelijk te vinden. Ik ben beducht voor de Europese politici, want de weerzin om Europa democratischer te maken is groot. De meeste jongeren beseffen echter dat ze niet meer in de negentiende eeuw leven maar in de eenentwintigste. Voor onderwijs, media en cultuur ligt een belangrijke taak, want het is nodig ook vanuit het perspectief van de ander naar onze geschiedenis te kijken. 10 mei 1940 is niet alleen de Duitse inval in Nederland, maar ook de overwinning van de Wehrmacht op België en Frankrijk, wat Europees gezien nog meer impact had. Om te overleven zullen we Europees moeten denken. Dat doen we gelukkig al veel meer dan toen ik achttien jaar geleden voor mijn boek het continent doortrok. Als ik nu in Denemarken of Duitsland kom, zie ik hetzelfde debat. Natuurlijk, we kunnen ons terugtrekken in ons eigen land. Maar dan zijn we, zoals de Belgen dat zo mooi uitdrukken, ‘een vogeltje voor de kat’.

 

Marc Janssens

Nederlands Dagblad, 2 juni 2016