De waarheid onder vuur
Wij, zoals we hier bijeen zijn, onderzoeken, beschrijven, doceren en overdenken niet alleen geschiedenis, we beleven ook geschiedenis, zeker in deze jaren. Geschiedenis is op dit moment veel meer dan een interessante hobby. Onze lezers, onze studenten, onze leerlingen, ze smeken om duiding, om middelen om in deze chaos weer lijnen uit te zetten en om iets van die vaak ongrijpbare waarheid weer te heroveren op wereld van de mythe en de aperte leugen.
Het willens en wetens verkondigen van klinkklare onwaarheden, het welbewust liegen, wordt een schijnbaar normaal onderdeel van het publieke debat. En de wereld van de geschiedenis is daarvoor extra kwetsbaar. Openingstoespraak van Geert Mak op de Dag van de Geschiedenis.
‘Bijna drie jaar geleden, op vrijdag 20 januari 2017 vond de inauguratie plaats van de 45e president van de Verenigde Staten. Het was in alle opzichten een bijzondere manifestatie. Er brak, precies op het moment dat de nieuwe president het woord nam, een stortbui los. ‘Ik voelde het water over mijn gezicht lopen,’ schreef politiek verslaggever Mark Danner. ‘Toch verstreken maar een paar uur, en ik hoorde dat ik me had vergist.’ Het bleek nooit geregend te hebben. Op een van de inauguratiebals had de nieuwe president het over de dreigende regen ‘die gewoon….nooit kwam.’ Aan het personeel van de CIA vertelde hij dat dat ‘God naar beneden keek en zei: “We gaan het niet laten regenen op jouw toespraak.’
De volgende dag kneedde de kersverse president de feiten verder naar zijn hand: de inauguratie was een onvoorstelbare gebeurtenis geweest, met, aldus zijn woordvoerder, ‘het grootste publiek dat ooit een eedsaflegging heeft gadegeslagen, zowel persoonlijk als wereldwijd’. In werkelijkheid waren er, volgens alle gangbare tellingen, duidelijk minder mensen komen opdagen dan bij eerdere inhuldigingen. Luchtfoto’s bevestigden dat beeld. Volgens de president was het tegendeel het geval: ‘Ik zag het toch zelf?’ Er moesten nieuwe foto’s komen, ook in de pers. De presidentiële woordvoerdster introduceerde de term alternative facts en de opvatting dat wetenschap ‘ook maar een opinie’ was.
Zo begon een uniek Amerikaans presidentschap dat, zoals altijd, een sterke uitstraling had over de rest van de westerse wereld. Maar bij ons, journalisten, historici en anderen die voortdurend bezig zijn met het onderzoeken, ordenen en verifiëren van juist diezelfde feiten gingen alle alarmbellen af: dit ging over de fundamenten van ons vak, sterker nog, van onze taak in deze wereld. Dark Age Ahead. Onder deze onheilspellende titel publiceerde de legendarische stadssociologe Jane Jacobs in 2004, vlak voor haar dood, een laatste pamflet. Dat onttakelingsproces is nu, vijftien jaar later, inderdaad in volle gang, en het is belangrijk dat we dat, op deze knusse toogdag van Nederlandse historici, goed voor ogen houden
Kort voor de verkiezing van president Trump en het Brexit-referendum had de staf van Oxford Dictionaries het woord ‘Post-truth’ uitverkozen tot ‘het woord van het jaar 2016’. Post-truth: de situatie waarbij feiten minder invloed hebben op het vormen van een mening dan emoties, vooroordelen en persoonlijke overtuigingen. Dat nieuwe ‘woord van het jaar’ vormde een fundamentele breuk met de uitgangspunten van de westerse denktraditie waarin onderzoek en verificatie van de feiten centraal stonden en die zeker drie eeuwen bepalend was geweest voor ons deel van de wereld. Natuurlijk heeft er altijd discussie bestaat over de feiten, en over de interpretatie van die feiten. Altijd opnieuw werden gevestigde meningen uitgedaagd, zo hoort dat ook. Maar de afgelopen jaren gebeurde iets anders. Het willens en wetens verkondigen van klinkklare onwaarheden, het welbewust liegen, werd nu een schijnbaar normaal onderdeel van het publieke debat. We kenden het fenomeen uit de Sovjet-tijd en uit andere totalitaire systemen. Nu werd het ook gangbaar in ons deel van de wereld. Opeens stond de waarheid zelf onder vuur.
De wereld van de geschiedenis is daarvoor extra kwetsbaar. Geschiedenis is immers geen exacte wetenschap, het is geen systeem van absolute waarheden. Het is, integendeel, een niet-eindigend proces, een voortdurend heroverwegen, een permanente discussie – en als die discussie wordt geblokkeerd of weg gecensureerd verdwijnt de waarheid uit het zicht. Toch wordt die neiging, na een periode van openheid, op veel plekken in Europa weer sterker. In Polen is het aan de orde stellen van de rol van de Polen zelf tijdens de Holocaust, althans formeel, strafbaar gesteld. Het schitterende Tweede Wereldoorlogmuseum in Gdansk is onder staatstoezicht gezet. In Oekraïne is, om soortgelijke reden, het epos Stalingrad van Anthony Beevor verboden. In Hongarije mag niets meer gezegd worden over de rol van de beruchte Pijlkruisers. De staatsgeschiedenis is, kortom, weer stevig in opmars.
In de Verenigde Staten en West-Europa ontstaan op dit moment andere vormen van censuur. Jane Jacobs voorzag in haar pamflet een accentverschuiving van de logos, de rationaliteit, de nieuwsgierigheid, naar de mythos, de terugkeer naar de wereld van onwrikbare geloofswaarheden. Ze sprak over het ontstaan van een ‘zelf opgelegd isolement’, een ‘vesting-mentaliteit’ en een ‘culturele xenofobie’. Dit soort denkblokkades zie je inderdaad ook ontstaan: uit de identiteitspolitiek, de identiteitswetenschap en het identiteitsonderwijs groeien momenteel nieuwe vormen van groepsdwang die iedereen ongenadig vastspijkeren op zijn afkomst en die iedere vraag en iedere discussie versmoren. Dat kan ver gaan: ik weet dat universitaire historici en docenten bepaalde kwesties nu al liever in besloten kring aan de orde stellen om al te grote keet te vermijden. Zelfs op onze scholen en universiteiten heeft de waarheid het tegenwoordig soms zwaar.
Dames en heren,
‘Posttruth is pre-fascisme,’ schreef Timothy Snyder in zijn pamflet ‘De weg naar onvrijheid’. ‘Het verlaten van de feiten is het verlaten van de vrijheid. Als er niets meer waar is, kan niemand nog de macht bekritiseren, er bestaat immers geen grond meer waarop je dat kunt doen.’
Die magische en mythische omgang met de werkelijkheid heeft zeker van doen met de overweldigende opkomst het internet, de 21e eeuwse uitvinding van de boekdrukkunst waarvan we de consequenties op dit moment nog lang niet kunnen overzien. Het heeft echter ook te maken met het onderwijs – en dan doel ik nog niet eens op de indoctrinatie die in sommige landen en sommige kringen sinds jaar en dag gebruikelijk is. Het is, daar ben ik van overtuigd, ook een onbedoeld effect van een onderwijssysteem dat al jarenlang voornamelijk is gericht op het verschaffen van graden en titels en punten, in plaats van opleiding en opvoeding, en dat jonge generaties daardoor extra kwetsbaar heeft gemaakt voor deze betoverende magie.
Vandaar mijn oproep. Academici en andere historici, breek uit uw zolderkamers, roer u meer dan ooit in het publieke debat – met feiten, cijfers, argumenten en tegenargumenten – maak de historische discussie, juist met alle twijfel en nuance die daarbij hoort, weer aanschouwelijk voor het brede publiek. En wie in het onderwijs werkt: jullie taak en verantwoordelijkheid is, ondanks alle tegenwerking, groots: het opvoeden, het leren nadenken, het inzicht geven in historische processen en parallellen – met, tegelijk, alle voorzichtigheid die daarbij hoort. Jullie kunnen, zeker in deze tijd, de docenten worden die je nooit zult vergeten.De urgentie is groot. Want het regent wel degelijk. Het regent zelfs keihard, en het water druipt over onze gezichten.’
Haarlem, 5 oktober 2019.